
Jurisprudentie
BG1804
Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/2269 en AWB 08/2270
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/2269 en AWB 08/2270
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Handhaving. Strijd met het bestemmingsplan. Katten. Begunstigingstermijn.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/2269 & 08/2270
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 oktober 2008 op grond van artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[verzoekster],
wonende te Nij Altoenae,
verzoekster,
gemachtigde: mr. K.J. Meijer, advocaat te Sint Annaparochie,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Bildt,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.F.M. Jungerman, werkzaam bij Jungerman Juridisch Advies b.v..
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Het Bildt (hierna: het college) verzoekster op straffe van een dwangsom gelast het met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nij Altoenae" in strijd zijnde gebruik van het perceel [adres] (hierna: het perceel) voor het houden van een groot aantal katten vóór 1 november 2008 te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder beschouwt het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als beëindigd indien niet meer dan tien katten worden gehouden.
Bij besluit van 29 september 2008 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is bekend onder registratienummer 08/2270.
Tevens heeft verzoekster zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 08/2269.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 27 oktober 2008. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Meijer. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Motivering
1.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
1.3 Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.1 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2.2 Het perceel is in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nij Altoenae" bestemd als "Eensgezinshuizen klasse B". Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het gebruik van het perceel voor het houden van een groot aantal katten in strijd met de voorschriften bij dat plan. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat verzoekster in haar woning structureel opvang biedt aan zwerfkatten. Ten tijde van de aanschrijving ging het om 59 katten. Ten behoeve van haar werkzaamheden heeft verzoekster de Stichting het Poezenparadijs opgericht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan afgeleid worden dat de woning van verzoekster en ook nagenoeg de rest van het perceel ten dienste staan van het houden van katten. Een opvangvoorziening voor katten zoals hier aan de orde valt gelet op de aard, omvang en intensiteit daarvan niet te rijmen met de woonfunctie van het betrokken perceel. Daarom moet het gebruik als niet passend bij de bestemming "Eensgezinshuizen" worden geacht. Hieraan doet niet af dat verzoekster zelf van mening is dat zij zonder problemen met haar katten in de woning kan wonen. Volgens vaste jurisprudentie is de ruimtelijke uitstraling van het gebruik van de woning, als opvangvoorziening voor katten, doorslaggevend.
2.3 Voorts is voor de voorzieningenrechter genoegzaam komen vast te staan dat verzoekster is aan te merken als de overtreder van de bestemmingsplanvoorschriften, die het in haar macht heeft dat strijdige gebruik te beëindigen. Verweerder was derhalve bevoegd tot het opleggen van de last.
2.4 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. Anders dan door verzoekster is betoogd, is niet gebleken dat het besluit op bezwaar onzorgvuldig is genomen. Uit het aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften blijkt dat in dit geval conform het gevoerde handhavingsbeleid handhavend is opgetreden naar aanleiding van klachten van omwonenden en dat niet gebleken is van zwaarwegende belangen aan de zijde van verzoekster die aan dat optreden in de weg zouden staan. Verzoeksters standpunt dat het college wist of had kunnen weten van het bestaan van haar poezenpension levert geen bijzondere omstandigheid op om van handhavend optreden af te zien. Ook kan verzoekster aan eventuele bekendheid bij het college met de aanwezigheid van het poezenpension en aan het feit dat niet eerder is uitgemaakt dat het houden van (een groot aantal) katten in strijd is met het bestemmingsplan, niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat het college heeft afgezien van handhavend optreden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik. Niet gebleken is dat het college uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van haar woning voor de opvang van katten. De voorzieningenrechter acht het voorts niet onredelijk dat het college de concrete klachten van omwonenden in 2007 als directe aanleiding heeft gezien om handhavend op te treden.
2.7 Ten aanzien van de door verzoekster ervaren inbreuk op haar privacy, door de wijze waarop het college in haar woning is binnengetreden en daar foto's heeft gemaakt, merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Ter zitting is gebleken dat bij de controle in maart 2008 een medewerkster van de GGZ is meegenomen. Hiermee werd beoogd om direct te kunnen reageren op een mogelijke hulpvraag van verzoekster. Voor zover dit door verzoekster als bedreigend is ervaren betreurt het college dat. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om aan te nemen dat in deze zaak voor wat betreft het uitgevoerde toezicht zorgvuldigheidsnormen zijn overschreden.
2.8 Verzoekster heeft ten slotte ter zitting aangegeven dat het aantal katten inmiddels door natuurlijk verloop is gedaald tot 38 en dat dit aantal naar verwachting binnen een jaar zal zijn gedaald tot het toegestane aantal van tien katten. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om de begunstigingstermijn te verlengen. De gegeven begunstigingstermijn van ruim 7 maanden is lang genoeg geweest om uitvoering te geven aan de opgelegde last. Verzoekster had in deze periode, al dan niet gefaseerd, alternatieve onderkomens voor haar katten kunnen vinden. Niet gebleken is dat verzoekster zich hiervoor heeft ingezet. Een nog langere of een onbepaalde begunstigingstermijn (totdat het aantal katten door natuurlijk verloop is afgenomen tot tien) betekent dat de illegale situatie hier langer wordt gedoogd, hetgeen in strijd komt met de rechtszekerheid.
2.9 De voorzieningenrechter komt alles overziende tot de conclusie dat het beroep van verzoekster ongegrond verklaard moet worden. Er is daarmee ook geen aanleiding meer tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep in de zaak met registratienummer 08/2270 ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in de zaak met registratienummer 08/2269 af.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2008, in tegenwoordigheid van P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met registratienummer 08/2269 kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met registratienummer 08/2270 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.